Witloofcultuur wordt Brussels erfgoed
Staatssecretaris voor Urbanisme en Erfgoed, Pascal Smet, kondigt aan dat de Brusselse Witloofcultuur voortaan is opgenomen in de Brusselse inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed.
Staatssecretaris voor Urbanisme en Erfgoed, Pascal Smet, kondigt aan dat de Brusselse Witloofcultuur voortaan is opgenomen in de Brusselse inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed.
“Witloof hoort bij onze geschiedenis. En het is belangrijk dat we onze kennis en knowhow hierover doorgeven aan de volgende generaties Brusselaars.
Ik ben ben blij dat we beslisten om deze op en top Brusselse groente als immaterieel erfgoed te erkennen.
Bovendien is dit niet enkel een symbolische erkenning. De wiltloofcultuur vervoegt nu het mooie lijstje met de de frietkotcultuur, de biercultuur en de speculoostraditie en zo positioneren we Brussel internationaal nog meer als culinaire hoofdstad. Persoonlijk maak en eet ik zelf ook heel graag ‘chicon gratin,” zegt Pascal Smet.
“De witloofteelt heeft zijn stempel gedrukt op de ontwikkeling van de noordelijke gemeenten in het Gewest, zoals Evere, waar nog veel gebouwen uit het stedelijke landbouwverleden te vinden zijn. Deze erkenning is een eerbetoon aan iedereen die vandaag in het Brussels Gewest nog gewassen teelt. De komst van witloof en spruitjes maakten landbouw in de stad mogelijk. Ik betuig mijn dank aan al degenen die dit stuk Brusselse erfgoed laten schitteren, en dan met name in de gastronomie. Ik kan me voorstellen dat het ook een grote eer is voor het broederschap “Confrérie des Compagnons du Witloof”, zegt Brussels Minister-President Rudi Vervoort.
“Het dorp Haren heeft naam en faam vergaard dankzij zijn witloof. De Harense witloofboeren exporteerden hun witte goud naar overal, o.a. via de vroegmarkt op de Grote Markt. Vandaag is Haren steeds meer een stukje stad, maar er wordt nog steeds grondwitloof geteeld, weliswaar op veel kleinere schaal. In het straatbeeld kan je nog de sporen van de hoogdagen herkennen. De Stad Brussel is bijzonder verheugd dat witloof erkend wordt als immaterieel erfgoed. Deze erkenning onderschrijft het unieke karakter van Haren, nauw verbonden met de witlooftraditie,” zegt Ans Persoons, Schepen bevoegd voor Stedenbouw en Nederlandstalige Aangelegenheden, Stad Brussel.
De beslissing van de Brusselse regering om de witloofcultuur en -forcerie (kropteelt) op de inventaris van het immaterieel erfgoed te plaatsen komt er op vraag van verschillende verenigingen die actief zijn rond witloof in Brussel.
“Het opnemen van dit element in de Brusselse inventaris van Immaterieel Cultureel Erfgoed is een mooie erkenning voor de verenigingen die dit erfgoed uitdragen. De groente heeft haar oorsprong in Brussel en heeft haar stempel weten te drukken op de regio en haar uitstraling: er zijn verwijzingen in straatnamen, de dorpscentra als Haren en Evere, de witloofboerderijen, en uiteraard in de Brusselse keuken.
De professionele witloofteelt is door de toenemende verstedelijking helaas uit het Gewest verdwenen. Maar er zijn wel degelijk nog actieve amateurtelers. Sommigen telen nog grondwitloof als vanouds met een deklaag op het veld. Daarnaast mag men het aantal hobbytelers niet onderschatten die thuis witloofwortelen forceren in bakken. Met de golf aan urban farming-projecten hoop ik stiekem dat we in de volgende jaren opnieuw een initiatief zien om witloof professioneel te forceren in één van de vele leegstaande kelders in Brussel. Dat moet kunnen; het witloof dat terugkeert naar de bron,” zegt Arnout Vandamme van Witloof in de stad / Chicon en Ville.
Om het nieuwe erfgoed te vieren wijden Bruzz en BX1 een week lang aan de Brusselse witloofcultuur.
Brusselaars worden opgeroepen om zelf hun favoriete witloofgerecht, witloofrecept, of witloofanekdote te delen met de hashtag #BrusselsWithLove
Geschiedenis
Deze cichoreiplant (Cichorium intybus var. foliosum) wordt al eeuwenlang geteeld voor zowel de wortel als de bladeren, maar de oorsprong van de compacte, gesloten krop witloof ligt in het noordoosten van Brussel. Die krop kwam in de negentiende eeuw tot stand dankzij de veredeling en het bleken van de bladeren.
Hoe dat exact gebeurde, is niet helemaal zeker. Volgens sommigen was het een toevalstreffer van een boer in Schaarbeek of Evere. De meest aannemelijke hypothese schrijft de ontdekking evenwel toe aan François Breziers, de toenmalige hoofdtuinier van de botanische tuin aan de Schaarbeeksepoort in Sint-Joost-ten Node. Via veredeling en kruising zou hij rond 1840 het Brusselse witloof zoals we dat nu kennen geteeld hebben.
Deze witte, bitterzoete groente werd al snel populair bij de gegoede burgerij. Door de groeiende vraag van consumenten en de snelle verstedelijking moesten de landbouwers gronden buiten Brussel zoeken, zoals in Schaarbeek, Evere en Haren. Uiteindelijk breidde deze erg specifieke teelt zich uit tot het gebied Brussel-Mechelen-Leuven, dat kort nadien toepasselijk de bijnaam “witloofdriehoek” zou krijgen.
Hoewel er tegenwoordig veel minder witlooftelers in het Brussels Gewest zijn, getuigen nog veel materiële elementen (gereedschap, iconografische elementen…) van de witloofcultuur. Ook de unieke knowhow en technische kennis is niet verloren gegaan. Plaatselijke verenigingen bewaren deze waardevolle getuigenissen en geven alles door aan de Brusselaars, jong en oud.
Cultuur
De witloofteelt bestaat uit de wortelteelt en de zogenaamde ‘forcerie’. In de eerste fase, de wortelteelt, wordt in de lente cichoreizaad uitgezaaid. Dat groeit uit tot witloofwortelen, die in de late zomer gerooid worden.
Daarna volgt de forcerie. De wortelen worden ontdaan van hun groene gebladerte en worden in de wintermaanden ingetafeld onder een laag dekaarde. In het donker, en dus verstoken van het licht dat nodig is voor fotosynthese, vormt de wortel dan zijn tweede scheut of krop. De bladeren daarvan zijn niet langer groen, maar wit, zachter en minder bitter. Deze laatste fase duurt afhankelijk van de temperatuur 3 tot meerdere weken.
Door de grote verstedelijking is de professionele teelt van grondwitloof zo goed als volledig verdwenen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar in Haren vindt men bijvoorbeeld nog hobbytelers die buiten witloof telen, met dekgrond.
Daarnaast zijn er nog heel wat mensen die het witloof binnenshuis forceren, in hun kelder of een koele ruimte. Het gaat om minstens 100 familiale telers. Waarschijnlijk zijn het er zelfs meer. Mede dankzij de populariteit van stedelijke landbouwprojecten kent de forcerie in een stadscontext sinds 2015 een ware heropleving.
Dit ‘witte goud’ is dan ook een echte delicatesse. Je vindt het niet alleen terug in culinaire hoogstandjes, het is ook populaire dagelijkse kost, zowel rauw als gekookt. Zijn typerende smaak heeft voor heel wat Belgische en Brusselse klassiekers gezorgd. Denk maar aan gegratineerde witloof, witloofrolletjes in de oven of witloof ‘à la Brabançonne’ om gevogelte te vergezellen. Er is zelfs sterke drank, confituur en bier met witloof.
Erfgoedverenigingen
Verschillende verenigingen en broederschappen houden het traditionele Brusselse witloof in ere. De ‘Confrérie des Compagnons du Witloof’ heeft zich als voorloper ingezet voor het behoud en de verspreiding van het erfgoed en de culinaire witlooftradities. Daarnaast organiseert de vzw Sputnik sinds 2015 het festival ‘Witloof! Harens Goud’ en staat ‘De Brigade’ sinds 2017 in voor de teeltworkshops ‘Witloof in de Stad/Chicon en ville’.